Stalmanagement deel 1; Hoefsmid & Voeding

Wie langere tijd meeloopt met een paardendierenarts of werkt bij een paardenverzekeraar zal het wellicht opgevallen zijn; het aantal blessures en ziektes bij paarden die waarschijnlijk voorkomen hadden kunnen worden met ander management. Aangezien voorkomen altijd beter is dan genezen, zetten we graag enkele tips voor u op een rij in een serie blogs over stalmanagement. In deze reeks laten we verschillende onderwerpen aan bod komen, met deze keer de hoefsmid en voeding in de hoofdrol.

Hoefsmid

De hoefsmid heeft vanaf de geboorte van een veulen een belangrijke rol. Het is namelijk aan te bevelen om goed naar de stand van de voeten te kijken zodra het veulen enkele dagen oud is. Staat het veulen recht, misschien toch wat Frans of eerder toontredend? Bij een ouder veulen treedt er soms een “graasvoetje” op (een veulen graast vaak in een voorkeurshouding waardoor de voetjes ongelijk groeien). In al deze gevallen is het verstandig tijdig een hoefsmid in te schakelen die kan helpen de voeten en/of de stand te corrigeren. Zorg er voor dat paarden op jonge leeftijd zo goed mogelijk op hun voeten staan waarmee latere problemen voorkomen worden.

Een paard krijgt vaak beslag zodra het onder het zadel aan het werk gaat. Ook in dit geval is het verstandig goed te overleggen met de smid. Om de hoeveel weken moeten er nieuwe ijzers onder, zijn er bepaalde dingen waar je als ruiter/trainer op kunt letten? De voeten van jonge paarden groeien vaak harder dan die van oudere paarden en om die reden is het niet onverstandig om de smid iedere 6 weken, in plaats van de gangbare 8, te laten komen. Op jaarbasis scheelt dat in enkele gevallen slechts eenmaal de smid maar bespaar je jezelf een hoop problemen.

Voeding

Wat betreft voeding zijn de belangrijkste basisregels: goede kwaliteit en voldoende ruwvoer. Vooral aan het einde van het seizoen (vlak voordat de balen nieuw hooi van het land komen) wordt het oudere hooi stoffiger. Bij twijfel kan het nooit kwaad om het hooi te laten weken en nat te voeren waardoor astmatische klachten voorkomen worden.

Een paard heeft geen galblaas waardoor verteringssappen doorlopend in de dunne darm terecht komen. Daarom is het belangrijk dat de vertering op gang blijft en paarden meerdere porties verdeeld over de dag krijgen. Waar een paard in de natuur tussen de 14-16u per dag zou grazen, kan dat op stal niet. Weidegang is een ideale optie om ervoor te zorgen dat een paard zoveel mogelijk zijn natuurlijke gedrag kan vertonen. Op veel stallen krijgen de paarden ’s ochtends meteen brokken, echter is het voor de vertering beter om te beginnen met hooi en vervolgens brokken te voeren. Een paard mag niet langer dan 6 uur met een lege maag staan en bij een paard wat last heeft van maagzweren mag dat zelfs niet langer dan een uur zijn. Een goede manier om een paard te voorzien van een constante voorraad hooi is gebruik te maken van een slowfeeder.  

Wanneer paarden niet in de wei kunnen en buiten komen in bijvoorbeeld een paddock is het verstandig in de gaten te houden of de paarden niet te veel zand binnen krijgen. Door het opeenstapelen van zand in de darmen kunnen vervelende complicaties als koliek en diarree ontstaan. Door geregeld wat mest te mengen met water en dat op te hangen in bijvoorbeeld een opvoelhandschoen is eenvoudig te zien of het paard last heeft van zand.

Volgende maand vervolgen we de reeks met stalbedekking en hooi. Een maand later komen beweging en transport aan bod. Neem gerust nog eens de blog over ontworming door, eveneens relevant voor goed stalmanagement!